Op vrijdag 21 december 2018 keurde de Vlaamse Regering het ontwerp van decreet Basisbereikbaarheid goed. Nu wordt het ontwerp van decreet voorgelegd aan het Vlaams parlement.
Volgende instanties gaven hun advies:
Op vrijdag 20 juli 2018 keurde de Vlaamse Regering het voorontwerp decreet Basisbereikbaarheid goed samen met de indeling van de vervoerregio's.
In 2017 nam de Vlaamse Regering kennis van de stand van zaken rond basisbereikbaarheid in een nieuwe conceptnota goedgekeurd op 27 oktober 2017.
Het Vlaams Parlement diende op 8 juli 2015 een resolutie in, over het invoeren van het principe van basisbereikbaarheid bij het Vlaamse stads- en streekvervoer. Het Vlaams Parlement vroeg om werk te maken van een totaal mobiliteitsnetwerk waarbij het aanbod van stads- en streekvervoer niet op zichzelf staat, maar waarbij vanuit de visie van combimobiliteit, voor- en natrajecten met fiets, auto en andere vervoersmodi moeten worden gefaciliteerd.
In uitvoering van de resolutie werd een conceptnota opgemaakt. Op 18 december 2015 keurde de Vlaamse Regering de conceptnota 'Met basisbereikbaarheid naar een efficiënt en aantrekkelijk vervoersmodel in Vlaanderen dat optimaal tegemoetkomt aan de globale en lokale vervoersvraag' goed.
Met deze beslissing werd het concept basisbereikbaarheid verder verdiept en geconcretiseerd. De voorgestelde uitrol en timing voor basisbereikbaarheid werd goedgekeurd en de 3 geselecteerde proefregio's (Aalst, Mechelen en Westhoek) werden opgestart.
In het Regeerakkoord van de Vlaamse Regering 2014-2019 werd er afgesproken het openbaar vervoer te hervormen en werd basisbereikbaarheid voor het eerst gemeld:
“Het openbaar vervoer moet aantrekkelijker worden, met comfortabele voertuigen, optimale frequenties, concurrentiële snelheid (o.a. door betere tramverbindingen) en eenvoudig geïntegreerde dienstverlening en tarieven. Het concept basismobiliteit wordt basisbereikbaarheid. We verhogen de kostendekkingsgraad van De Lijn, zodat die vergelijkbaar wordt met buitenlandse voorbeelden. We stappen af van de 'gratis'-politiek en beperken de uitgaven voor de interne organisatie bij De Lijn, zorgen voor extra inkomsten uit reclame, controle op zwartrijden, commercieel medegebruik van infrastructuur en meer rechtvaardige en gedifferentieerde tarieven.”
Voor iedere vervoerregio dient een regionaal mobiliteitsplan te worden opgemaakt.
De opmaak en goedkeuring van dit plan is een taak van de op te richten vervoerregioraad die per vervoerregio als overlegorgaan opgericht wordt.
De gemeenten behorende tot de vervoerregio worden via deze vervoerregioraad op deze wijze integraal en rechtstreeks betrokken bij het uittekenen van het mobiliteitsbeleid voor de regio; dat zij daar onder andere een belangrijke rol krijgen in de gelaagde organisatie van het openbaar vervoer, de synchromodaliteit en de combimobiliteit, het prioriteren, opvolgen en evalueren van maatregelen inzake verkeersveiligheid alsook doorstroming, het bepalen van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk, met uitzondering van fietssnelwegen, het advies geven aan de gewestelijke overheden bij de opmaak van het Geïntegreerd Investeringsprogramma en het prioriteren, opvolgen en evalueren van regionale mobiliteitsprogramma’s en -projecten die van strategisch belang zijn op het niveau van de vervoerregio.
De deelname aan de vervoerregio Mechelen wordt bevestigd.
De burgemeester of de schepen bevoegd voor Mobiliteit is de vertegenwoordiger van de gemeente in de Vervoerregioraad van de vervoerregio Mechelen.
De mobiliteitsambtenaar is de ambtelijke vertegenwoordiger van de gemeente in de vervoerregio Mechelen. De ambtelijke vertegenwoordiger is gemachtigd de vergaderingen van werkgroepen bij te wonen.
De gemeente engageert zich om mee te werken aan het opstellen van het mobiliteitsplan van de vervoerregio Mechelen.
Het college van burgemeester en schepenen wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Een afschrift van dit besluit wordt bezorgd aan het secretariaat van de vervoerregio Mechelen (vervoerregio.mechelen@vlaanderen.be).